Schilderen is voor Martha Scheeren de realisatie van een kleurbeleving die in lichte ruimtelijkheid wordt ervaren.
De schilderijen stralen vanuit de verf die in tal van lagen is opgebracht een innerlijke gloed uit die in dat natuurlijke licht wordt verspreid.
De ruimtelijkheid van de schilderijen is daardoor voelbaar aanwezig tussen de kijker en het schilderij. Je baadt in die tussenruimte in een stralende kleur.
De wisselwerking tussen de kleur van de verf en de iris van je ogen is instabiel en iedere poging tot focus, tot scherp stellen, verliest het van trilling die kleur en licht in de ruimte teweegbrengt.
De doeken van Scheeren nemen in de abstracte schilderkunst een zelfstandige positie in, doordat ze in de vergeestelijking die ze in het kijken veroorzaken niet tot een begrijpelijke verklaring van hun aard aanleiding geven, maar tot de vanzelfsprekende acceptatie van hun ongrijpbare visuele gedaante.
Hoe atmosferisch de schilderijen van Martha Scheeren ook zijn, ze hebben altijd een onder- en een bovenkant. Je kunt ze niet ongestraft omdraaien.
De zwaartekracht heeft altijd een functie in het schilderij. Er stijgt iets uit op. In die trilling van kleurwarmte, een zindering van energie, herken je de verbeelding waarmee ze uitdrukking geeft aan wie ze is. In ieder schilderij laat ze dat los, zodat het werk een urgentie vindt in zichzelf. Het karakter van de schilderijen openbaart zich in de uitbreiding van het kijken die je in de beschouwing van dit werk ervaart: het kijken wordt een vorm van denken die niets met redelijk redeneren te maken heeft, maar een uiting is van gevoelsmatig ondergaan.
Alex de Vries